Door Heidi Linck
Richard Salemink (1934) werkte van 1950 tot 1985 bij de Steenfabriek de Loowaard. Hij vertelt over het werk op de steenfabriek voor en na de modernisering van de baksteenfabricage.
HL: In de Loowaard zie je, op een enkel gebouwtje na, niets meer van de steenfabriek staan. Hoe zag het terrein er vroeger uit?
RS: Vroeger, toen ik daar begon, in 1950, toen stond er een grote dam om heen en aan de ingang was er een sluis gemaakt. Met hoog water konden ze daar planken in maken. Daar ging paardenmest tussen om het water tegen te houden. Ik reed op een lorretje waarop die groene stenen waren op gestapeld naar de oven, en dat had je twee inzetters die dan die stenen in de oven zetten. Je had allemaal rails tussen de droogrekken door liggen, waar ze met die lorries overheen gingen.
De weg van vroeger, ik denk dat die niet verlegd is en dat die nog wel op dat middelpunt uitkomt. Dan had je aan de kant die fabriek en de grondbult, waar die grond gebaggerd werd, die hier met vrachtwagers werd gebracht vanuit de uiterwaarden, en dan aan het einde daar stond dan het persgebouw met de droogovens en verderop de ringoven.
Vroeger maakten we met 44 mensen, zes miljoen stenen in één seizoen. En toen ik daar wegging, toen werden er hier 25, tot 30 miljoen gemaakt en dat konden ze dan nog met 12 a 13 man af. Die pijp en die oude oven, die waren weg. Toen was de mooiheid eigenlijk weg. Het werk gebeurde met machines. Het was eigenlijk geen werk meer.
HL: Wie nu door de Loowaard loopt, stuit vanzelf op dat halfronde gebouwtje. Wat was dat?
RS: Dat waren drooggebouwtjes. Er stonden allemaal rekken in en de overtollige warmte van waar ze de stenen mee stookten brachten ze door pijpen naar die tunnels toe en daar werden dan de stenen gedroogd. Dat stukje wat er nu nog staat hebben ze toen laten staan voor het vee dat er nu in de Loowaard loopt, zodat het daar schuilen kan.
HL: Hoe kwam u eigenlijk aan uw werk bij de steenfabriek?
RS: Ik ging van de lagere school af en toen ging ik naar de ambachtsschool in Arnhem aan de Boulevard Heuvelink. Ik wou kleermaker worden. Ik heb negen maanden op die school gezeten maar ik was linkshandig en ik lag heel erg in de clinch met die praktijk-leraar want wanneer zij aan de rechterkant begonnen dan begon ik aan de linkerkant. Die man kon daar helemaal niet mee overweg en toen ben ik daarmee gestopt. Mijn vader, die werkte toen ook al op de steenfabriek. Toen ging ik als hij middagdienst had, ’s avonds brood brengen en dan bleef ik bij hem tot tien uur en daar heb ik het stoken van geleerd.
HL: En wanneer bent u begonnen in die steenfabriek?
RS: 13 maart 1950. Ik heb wel een foto van toen ik er werkte. We staan hier in de ringoven, die toen al geen ringoven meer was, omdat toen de stenen al met de met de heftruck in in de oven gezet werden. Die met de hoed op, dat ben ik.
HL: En de klei die hier verwerkt werd? Kwam die ook echt uit de Loowaard?
RS: Ja, die klei kwam uit Loowaard. Waar nu die dijk door ligt, waar die grote mammoet staat, die dijk, die was er vroeger niet en daar achter hebben ze de grond nog weg gehaald. Zover gingen ze, maar dat hoorde allemaal bij de steenfabriek in die tijd.
HL: Hoe zag een werkdag op de steenfabriek eruit?
RS: Vroeger, toen de fabriek in dat gat stond, moest er echt gewerkt worden. Ik heb eigenlijk al het werk gedaan wat er vroeger op de steenfabriek gedaan kon worden. Ik ben begonnen als plankjeslegger en dan had je een neerslager en een inschuiver. Stond je met drie man aan zo'n bok en dan kwamen er zeven stenen op een plankje, die zaten in die vorm, en dan werden ze in de rekken gezet. En als ze dan droog waren, dan moest de opsnijder die stenen op de kant zetten.
Later heb ik ook nog in de oven ingezet en uitkruier geweest. Ik heb zelfs gestookt om die stenen allemaal gaar te krijgen. Toen was het echt een vak. ’s Morgens om zeven uur beginnen, werken tot negen uur en dan had je een half uurtje schaften omdat zo'n zwaar werk was, en dan ’s middags een uur schaften en na de middag nog een half uur en om half zes ging je weer naar huis en dan had je de dagtaak er weer op zitten. Je moest toen 40 uur in de week werken en ik werkte 60, 70 in de week.
Zondags soms ook. Ik herinner mij dat het persgebouw eens onder water liep en daar stonden dan die droge stenen. Dan belde de baas mij op. Hij kon altijd op mij aan. De meeste mensen die daar werkten, woonden in ’t Loo. En omdat ik ook stoken kon, toen heb ik met de Loo Kermis, de nachtdienst, de vroege dienst, daags daarop, de late dienst en de nachtdienst hier achterop gemaakt. Ik was altijd op die fabriek aan de gang en ik heb er altijd hard gewerkt en veel overuren gemaakt. Daar ga je ook niet dood aan, zeg ik altijd. We moesten 3000 stenen per dag maken, met de hand. Je had een tafelen daar stond je achter. En daar legde je zand op. En dan had je een wagentje er langs staan met modder. En dan deed je met de hand de een bal modder er uit, en die rolde je dan door het zand. En dan smeet je met de vorm en dan steek je met de duimen zo af. En ik nam altijd een een grotere bal, dat ik twee stenen kon maken van van één zo'n bal, en als je dan de vorm vol had, dan deed je het met een afstrijkmes afstrijken en klaar.
Anderen deden het met kleinere balletjes, maar daar zat zand tussen en dan gingen die stenen scheuren, want dat zand dat plakt niet. Maar wat wij ook deden, toen we nog jongens waren, was asbakken maken van een steen. We namen zo'n groene steen die nog niet helemaal droog was, die we van binnen helemaal uitholden en maakten gleufjes zodat er vier sigaretten op konden liggen. En dan werden ze gebakken. En ik maakte altijd van die koppen. Dit is mijn vader. En dit is een beeldje van m'n schoonvader. Hij had altijd een pet op.
HL: En hoe kregen de stenen hun kleur?
RS: Dat ligt aan de grond, hè. Als je mergel gewonnen had uit Limburg, dan kreeg je gele stenen. Maar dat hebben we bij ons nooit zo gedaan. We hebben altijd gewoon onze eigen grond gebruikt en en dan krijg je een rode steen van.
HL: Waar gingen die stenen eigenlijk naartoe? Zijn er in Loo of in Duiven veel terechtgekomen?
RS: In ’t Loo in de Eversstraat daar weet ik dat die vier huizen die aan het einde staan, dat dat stenen van de Loowaard geweest zijn. Daar staat nog een huisje, daarginds, hier op het schilderij, daar heb ik gewoond. Toen liep er nog bij ons zo'n sloot langs, maar die sloot is nu dicht. Nu zit daar een weg en die hele nieuwbouw zit daarachter.
HL: Waarom ging de steenfabriek weg?
RS: Ze hadden de fabriek eerst helemaal gemoderniseerd en ze maakten 25 tot 30 miljoen stenen in het jaar. Maar ja, op de Kijfwaard konden ze toen uitbreiden. Toen konden ze de productie daar naar toe verplaatsen en toen ging de fabriek dicht. Ik heb altijd nog een stukje steen van de pijp gehad en ik kan het op moment nergens meer vinden. Het zal met het met verhuizen weg zijn geraakt, maar zo'n brok heb ik altijd nog als aandenken van de pijp.