
Door Heidi Linck
Bennie Kampschreur en René Hooijman kijken met Heidi Linck terug op hoe de Loowaard veranderde van weilanden met vee tot het natuurgebied van vandaag.
HL: Wie zijn jullie?
BK: Ik ben Bennie Kampschreur, geboren in ’t Loo en er nog steeds woonachtig, nooit weggeweest. Ik ben getrouwd en ik heb een zoon en een dochter en vier kleinkinderen. En ja, ik woon vlak bij de dijk in de Husselarijstraat. Ik ben opgegroeid op een melkveebedrijf. Ik ben bijna 73 jaar en ik werk nog steeds.
RH: Ik ben René Hooijman. Ik ben 63 jaar, ik heb in ’80 de boerderij van mijn ouders overgenomen, ik had een landbouwkundig opleiding gedaan, en ik ben doorgegaan met hetgeen wat mijn ouders al hadden. Dat was een varkensbedrijf. En toen kreeg ik in 2004 een fouragehandel aangeboden van een man hier uit Loo. Toen had ik al twee poten onder het bedrijf. Toen heb ik een 2007 het besluit genomen om te stoppen met de varkens en om door te gaan met rest. Dat wil zeggen, ik had er wat akkerbouw bij en dan die handel in hooi en stro, en daarnaast heb ik nog bij het waterschap als zzp-er gewerkt. Momenteel werk ik als zzp-er nog bij een hovenier en regelmatig nog wel eens bij kasteel Rozendaal, als onderhoudsmedewerker.
HL: De Loowaard is nu een natuurgebied, maar vroeger was het agrarisch. Hoe zag de Loowaard er toen uit?
BK: Vroeger had je geen watergat, daar. Daar was gewoon alles weiland. Allemaal aparte percelen. Want tegen de steenfabriek aan, daar hebben wij altijd gemolken, mijn vader en ik. Daar hadden we melkbeesten lopen. Er waren percelen van een paar, drie, vier hectare, vijf hectare en je had ook gezamenlijk inscharen. Dus je had in ’t Loo vroeger heel veel kleine boertjes lopen met één of twee koetjes en die deden dat inscharen. Dan was er dus een grondeigenaar, zoals Sadelhoff, en dan deden drie of vier of vijf man hun koeien in de wei jagen, en dan moest je de pacht betalen voor die koeien die je had lopen.
RH: Je betaalde pacht per koe. Als u bij mij vijf koeien komt inscharen, dan brengt u vijf koeien bij mij in, en dat is onafhankelijk van de hoeveelheid grond. Maar dan mocht je er ook geen zes van maken. Vijf koeien, dat stond op het pachtcontract, die mocht je inscharen, geen zes. En je moet niet vergeten, nu kijk je naar tien koeien als een klein bedrijf, maar toen, als je vijftien koeien had, was je al een een behoorlijke grote boer, hè Bennie. Het verschil tussen groot en klein is helemaal veranderd. Nu is tien koeien helemaal niets meer, maar toen was tien koeien, nou, dat was was best nog wat.
BK: Ik kan me nog herinneren, toen we met mijn oom en mijn vader gingen melken daar, op dat weiland waar je het over had, en er kwam een onweersbui, en toen hadden we een ‘International’ met 20PK met de uitlaat eronder. Ik vergeet het nooit meer. En wij waren bij ons thuis, waar ik geboren ben, met acht kinderen en ik was de oudste en mijn vader was melken. En het begon te regenen, nou, het was of het de zee was, en op een gegeven moment zijn ze gevlucht, want toen hadden ze nog gewoon melkbussen met een zeef erop, waar ze dat in goten. Ze hebben alles laten staan, de beesten in de kar laten zitten, op de trekker gevlucht, en de uitlaat kwam door het water heen. We kwamen de oprit op, en toen zijn we naar Tonnie Kampscheur gegaan, mijn neef, en toen zijn we weer teruggegaan en hebben we de beesten afgemolken.
RH: Mensen hier, zoals Jan Booltink en mijn vader en opa, die gingen iedere dag naar dijk, kijken hoe hoog het water stond. Je hebt van Bennie gehoord hoe snel dat water kan stijgen, en dat is ook met hoog water zo. Mensen leven heel erg met de Rijn mee, want je moet natuurlijk wel zorgen als ’t hoog water komt, dat je zelf het vee weg heb, meestal waren dat dan koeien of runderen of paarden, of schapen. Of dat je het hooi weg hebt. Dus dat moet je altijd in de gaten houden en daarom luisterden mensen allemaal vroeger naar de waterstanden. Dan kwam dat op de radio, en dat werd dan opgeschreven. En als ik het gemist had, dan liep ik naar Booltink toe, die had een smederij, en die had het voor mij netjes opgeschreven, en dan moest je bepalen als zo hoog het water is, of je het vee dan nog wel kan laten lopen. En vaak ging het ook goed. En soms ook niet. En als het niet goed ging, dan moest je dus zorgen dat het vee weg was.
HL: Hoe zag een boerenbedrijf er toen uit?
RH: Gemengd. Vroeger hadden mensen wat melkkoeien, nog wat kippen, wat varkens, wat fruit, ze hadden allemaal een moestuin. De hof heette dat bij ons, vroeger, dat voorstuk was allemaal moestuin. Dus hadden ze eigen groenten. Een heel stuk zelfvoorzienend. Mensen hadden vaak nog geen auto, internet enzo was er nog niet. Mensen maakten toen weinig kosten en als je dan ook nog zag, vooral hier in de katholieke streek, hadden mensen grote gezinnen met kinderen. Kleine huisjes, dan vaak op nog. Maar als je dan terugkijkt, dat je denkt van ‘hoe hebben de mensen daar dan van kunnen leven?’
BK: Nou, ik heb als jonge jongen zijnde bij de bedrijfsverzorging gewerkt. Voor als mensen ziek worden of een ongeluk kregen, als boer. Ja, en dan vragen ze eerst de familie om te helpen, en dan de buurt en dan dan een keer goeie kennis. Maar als de mest zo hoog in de stal zit, dat je geen kant meer op kunt, dan wordt hulp ingeroepen en toen was de bedrijfsverzorgingsdienst opgericht hier. En alle boeren waren daar lid van, die betaalden een lidmaatschap per jaar. Contributie. En dan kun je dus inhuren. Voor zoveel uren.
Ja, en dan kwam je bij de werkverdeler van die groep. En hij zegt Bennie, zou je dit weekend willen melken in Herwen, bij de Lange Jan, bij Stef de Jong? Ik met de bromfiets daar naar toe. Daar had je alles op de groep staan, dus moet je met de kruiwagen, met de bats de groepen leeg maken. Alles zat vol. En het was in de tijd van Sinterklaas, dat vergeet ik nooit meer. En die man was doodziek, en hij had een stuk of 15 koeien. Dus ik de boel verzorgen. In plaats van een weekend ben ik daar drie weken geweest. En dat heb ik een paar jaar gedaan, en dat vond ik eigenlijk heel leuk werk.
HL: Hoe ging de ontwikkeling van de Loowaard van agrarisch tot natuurgebied?
RH: Door die ontzanding en door het overlijden van de familie Van Sadelhoff [eigenaren van de steenfabriek en de grond, HL] kwam de Loowaard natuurlijk in een andere context te staan.
BK: En toen hebben ze dus een verbinding met de Rijn gemaakt, en toen zijn ze begonnen met de ontzanding. Er zaten eerst al kuilen, waar de klei was uitgehaald voor de steenfabriek. En toen die klei er uit was, ja, toen kwam ze op het idee om te ontzanden.
RH: De natuurontwikkeling is toen begonnen. Door Stichting Ark, Free Nature, Staatsbosbeheer. Ze hebben alle afrasteringen weggehaald en verder niks gedaan. De natuur haar gang laten gaan. De eerste jaren was er enorm veel disteloverlast in ’t Loo. De grond was nog te rijk en er zaten veel te veel distels in, maar die mochten niet gemaaid worden. Van die distels kwamen zoveel pluizen af, dat het leek alsof het sneeuwde. Alles zat onder. En toen kwamen er zoveel protesten tegen dat maaiverbod dat de politiek in Duiven zich ermee begon te bemoeien. De politiek daar had er eigenlijk niets mee van doen, maar ja, die kwamen wel een beetje op voor de Loose bevolking. Want de Loose bevolking moet op een zomerdag natuurlijk wel normaal buiten kunnen zitten. En je moet normaal kunnen schilderen aan een huis. En niet zo, dat je alleen maar kunt schilderen als de distels niet waaien. Dus de politiek begon zich er mee te bemoeien, en toen zijn ze gaan maaien in overleg met Free Nature. Door te verschralen zijn de distels nu wel grotendeels verdwenen.
HL: Hoe kijken jullie nu naar de Loowaard als natuurgebied?
RH: Tja, wij kijken daar toch met gemengde gevoelens tegen aan. Nu lopen er Koninks-paarden, en die Galloway runderen. En ikzelf, en ook andere mensen, wij vinden het jammer dat daar niet gewoon, zoals vroeger, vijftig koeien lopen, roodbont, of zwartbont.
BK: Ja, de natuur hè, het is fijn dat je heel kort bij de natuur staat hier. Ja, wij weten niet anders, maar als ik door Arnhem of Duiven rijd, of door de nieuwe wijk hier, nou dan voelt dat zo opgesloten. Wij wonen vrij. Je pakt de hond en je loopt een rondje. Vrije natuur en rust. Ik kom bijna elke dag wel op de dijk. En achter de dijk, minstens een keer in de week dat ik daar met de hond struin.